Daar stonden we dan. Samen maar alleen in een vreemd land met een nog vreemdere taal. Hongarije. Eerst maar eens vervoer naar het centrum regelen. In mijn Lonely Planet (beste reisgidsen ter wereld) stond dat je altijd de gele taxi’s moet pakken, omdat dit ‘legale’ taxi’s zijn. Een vriendelijke taxi chauffeur bood aan om ons naar ons hotel te brengen. Na het afspreken van een prijs liepen wij met hem mee naar zijn auto, een auto die vooral heel erg niet geel was. Maar ach, we hadden immers een prijs afgesproken dus er kon toch weinig fout gaan? Dit bleek te kloppen, want op het continu bellen met zijn vrienden achter het stuur na, heeft de beste man ons keurig afgezet bij hotel Parlament.
Hotel Parlament is een prachtig hotel met mooie, schone kamers en een goed ontbijt. Het ligt op loopafstand van het Parlement van Boedapest. We vlogen om 06:20 ’s ochtends en waren dus op tijd in Boedapest. Het was nog te vroeg om in te checken, maar we konden onze koffers kwijt in het hotel. Hierna zijn we meteen de stad in gegaan. We liepen het hotel uit en kwamen uit bij een van de bekendste bezienswaardigheden van deze stad. Het wonderschone parlement van Boedapest deed mijn hart een stukje sneller kloppen. Een van de grootste gebouwen die ik ooit heb gezien, en oh zo mooi. ’s Avonds nog een stukje mooier. Een vrij onbereikbaar gebouw, dat wel. Er lopen dag en nacht bewakers. Er is een bibliotheek in het gebouw, maar hiervoor moet je je eerst registreren en aanmelden op internet.
Achter het Parlement loopt de Donau. De Donau splitst Boedapest op in 2 delen, het heuvelachtige Boeda en het vlakke Pest. In Boeda, het rijkere deel, vind je veel bezienswaardigheden, zoals de Burchtheuvel, het Citadel, de Matthiaskerk of het Vissersbastion. Verder zie je hier woonwijken. Voor andere dingen, zoals uitgaan, lekker eten, het Parlement en andere zakelijke gebouwen, ga je naar Pest. Pest is echt het gezellige deel van Boedapest. Tussen Boeda en Pest vind je Margrit-Sziget, en daarachter vind je Obudai-Sziget. Dit zijn 2 kleine eilandjes. Margrit is heerlijk vertoeven op een warme zomerdag, hier vind je ook meerdere bezienswaardigheden. Obudai is het eiland waar onder andere elk jaar het populaire Sziget festival wordt georganiseerd.
Zo, genoeg geleerd, nu weer terug naar ons.
Naast het bekijken van het Parlement, lunchen we uitgebreid bij een leuk tentje, zien we de Sint-Stefanusbasiliek en lopen we tijdens zonsondergang langs de Donau. Na een dagje acclimatiseren en het verkennen van deze prachtige stad, maken we plannen voor de volgende dag.
aardbeiensoep
60 paar metalen schoenen, ter nagedachtenis aan de joden die in de tweede wereldoorlog op deze plek werden vermoord
And Buda, it is. Met een omweg. We zwerven door de stad, zien gezellige parkjes en prachtige monumenten. In deze stad is ongeveer op elke hoek van de straat een monument geplaatst. Allemaal even bijzonder, helemaal als je je bedenkt hoeveel er eigenlijk is gebeurd in Boedapest. In het park zien we een groot scherm en we realiseren ons dat die dag erna Hongarije moet voetballen, leuk!
We lopen de Széchenyi lánchíd (kettingbrug) over en steken de Donau over. Wat een mooie en vooral krachtige rivier. Aan het einde van de brug is de eerste lift naar boven al in zicht. Een kennis tipte mij deze lift al, het scheen erg leuk te zijn. Iets minder leuk was de belachelijk lange rij die er stond. Na het kopen van een 48hr Budapest Card (onbeperkt openbaar vervoer, 10 gratis musea) zijn we naar boven gelopen. De rit naar beneden hebben we echter wel met deze lift gedaan, het was inderdaad erg leuk! De wachtrij van boven af was ook een stuk korter.
de Széchenyi brug
We kwamen uit bij de Burcht van Boeda, het oude koningspaleis. Een geweldig bouwwerk met daarin 2 musea. Het Boedapest museum en de National Gallery, met nu een tentoonstelling van het werk van Picasso. Dit hebben we niet bekeken omdat wij eigenlijk niet zoveel met kunst hebben, maar als we tijd over zouden hebben, wilden we dit nog wel doen. Na het bewonderen van dit mooie stukje Boeda, zijn we doorgelopen naar de Matthiaskerk. Een prachtig bouwwerk. Van binnen waarschijnlijk ook, want de entree koste een godsvermorgen en dat hoefde van mij niet echt.
Achter deze kerk bevond zich het vissersbastion. Dit was de plaats van de kaft van mijn Lonely Planet en de ansichtkaart die ik kocht. Dit was het sprookjesachtige, Idyllische Boedapest zoals ik het me had voorgesteld. Ook al was het plaatje op de kaft van mijn reisgids een beetje geromantiseerd en geschoten tijdens zonsondergang, zelfs op klaarlichte dag en met 1200 chinezen -grapje- was het nog waanzinnig om te zien.
de Matthiaskerk
vissersbastion
als ik een prinses was, zou dit mijn kasteel zijn.
het vissersbastion vanaf de andere kant
Op de weg terug naar het liftje, liepen we ook langs het huis van Harry Houdini. Weet je wel? De goochelaar en boeienkoning? Ik dacht dat iedereen dit kende, maar mijn vriend wist niet waar ik het over had. Omdat een zeer aanhoudende gids ons een tour probeerde aan te smeren (ik probeerde nog korting te krijgen door te zeggen dat ik jonger was dan 11, maar dit geloofde hij helaas niet), deden wij ook even een Houdini verdwijntruc en liepen, langs het labyrint van Dracula, terug naar de lift.
We steken de brug weer over richting Pest. We pakken de tram, richting een Market Hall. Hierna weer een tram omdat we te vroeg waren uitgestapt. Na het bekijken van de Market Hall en een maaltijd, besluiten we om naar Margrit-Sziget te gaan. Hier lopen we rond, eten een ijsje, en pakken we de bus terug naar het begin van het eiland omdat we zere voeten hebben na het vele lopen van die dag. We gaan ’s avonds lekker uit eten en lopen nog wat rond. We sluiten de dag af aan de bar in het hotel.
de markthal
De dag erna bezoeken we een Joodse Synagoge. Tijdens de tweede wereldoorlog maakte deze tuin en Synagoge uit van het getto van Boedapest. Bij de bevrijding van het getto vond men duizenden vermoorde, verhongerde of bevroren mensen op straat. Meer dan 2000 onbekende, naamloze slachtoffers werden in deze tuin begraven. Een indrukwekkend verhaal en erg bijzonder om te zien.
de herinneringstuin
Omdat het daarna tijd was voor iets leuks begaven we ons naar Heroes Square, het Heldenplein. Het plein werd aangelegd ter gelegenheid van de viering van de duizendste verjaardag van de Hongaarse “landname”. Het grote millenniummonument is een echte eyecatcher en ontzettend mooi om te zien. Ondertussen wordt het elke dag een beetje warmer en tikt de thermometer die dag ook de 30 al aan. Tijd om verkoeling te zoeken. In het Széchenyi bad, het grootste medicinale kuuroord van Europa, vinden wij wat verkoeling. Ook verhitting, want de thermale baden lopen op tot 40 graden. Het liefste parkeer ik mezelf in een bad van 40 graden, maar mijn lieve vriendje begint dan ontbindingsverschijnselen te vertonen en dat is iets waar we natuurlijk geen zin in hebben. Met liefde duik ik dan ook samen met hem in het bad van 35 graden. Dit bad is het populairste bad van Boedapest en we wilden het dan ook zeker zien. Het beviel erg goed, ondanks de drukte. Met de Budapest card kregen we ook nog eens 20% korting! Iets wat mij ook opviel: ik heb zeker tot ’s nachts geen last van jeuk gehad op mijn benen door de zonneallergie. Het doet dus echt wel iets voor je huid!
Heroes Square
de ingang van het Széchenyi bad
Na het badderen zoeken we een restaurantje en we belanden wij een Italiaans restaurant waar we allebei, hoe origineel, een heerlijke pizza bestellen. In een boekje lees ik over de 360 bar en dit spreekt ons allebei wel aan. Toevallig bleek het nog in dezelfde straat te zitten ook. Omdat de wedstrijd Hongarije – Portugal bijna begint, willen we eigenlijk even snel kijken en daarna een plek zoeken om de wedstrijd te bekijken. Tussen de winkelpanden loop je een kleine gang in, waar je een lift ziet. Met de lift ga je naar de bovenste verdieping, en daar bevind zich de 360 bar. Op het dak van het gebouw met een fenomenaal uitzicht over Boedapest. Wauw. We keken onze ogen uit. Ik bestelde een limonade, dit verkopen ze overal in Boedapest, meestal huisgemaakt. En oh, wat is dat heerlijk! Jeroen drinkt een biertje en al gauw vergeten we de tijd. We bestellen beide nog een cocktail en de wedstrijd is al begonnen. Ineens schrikken we op van een oorverdovend gejuich, gegil en getoeter. Hongarije heeft gescoord. Wat ontzettend gaaf om dat mee te maken vanaf een roof top bar, je hoort de stad letterlijk losbarsten. Als we even later weer voet op Hongaarse bodem zetten, lopen we een straatje in waar het echt vol staat van de mensen die de wedstrijd aan het volgen zijn. Het is dan net rust, dus we lopen terug naar ons hotel omdat we toch echt wel een beetje moe waren. Terwijl we ons laten vallen op het bed op onze kamer, barst de stad voor de derde keer los, maar al snel daarna hoor je ook teleurstelling, omdat het toen gelijkspel werd. Toch was de sfeer in Boedapest zeer goed, omdat ze 3-3 speelden tegen Portugal en dus niet verloren. Zingende mensen, feestgangers, toeterende auto’s, het was een gezellige boel en we vonden het beide bijzonder om mee te maken.
De dag erna besluiten we om terug te gaan naar Boeda, omdat we het Citadel nog niet hebben gezien. Het Citadel is een bijzondere plek met een prachtig uitzicht over Boedapest en heeft een belangrijke rol gespeeld verschillende oorlogen. Hier vind je ook een kerk die in een grote rots is gebouwd. Een nadeel van deze mooie berg, er gaat geen leuk liftje heen dus we mochten een stukje klimmen. Ik heb niets tegen klimmen en helemaal niet met zo’n uitzicht, maar toen ik de laatste trap beklom was ik zo’n 3 keer overleden. Niet omdat het zo zwaar was, nee. Het was gewoon een beetje warm, 36 graden. In de schaduw. Maar hey, we kochten meteen een Calippo en genoten van het uitzicht en toen was alles goed.
Na een tijdje gepraat te hebben over de tweede wereldoorlog (Jeroen weet daar heel veel van), kijken we nog wat rond en lopen naar beneden, iets wat een stuk minder zwaar was. We pakken de metro terug, met dezelfde 4 overstappen die we op de heenweg ook moesten maken, en komen weer uit bij het Parlement. Hier pakken we de tram naar Culinaris. Na een halte te laat te zijn uitgestapt en terug te zijn gelopen stappen we dit tentje binnen. Aan de ene kant is het een winkel, aan de andere kant kun je hier ook eten. Een grappig en gezellig tentje waar we prima hebben kunnen lunchen.
Omdat we alles gedaan hebben wat we wilden doen, lopen we rond tot we verdwalen in deze waanzinnig mooie stad. Nou ja, verdwalen is een groot woord want mijn vriend is een topografisch wonder, dus die weet eigenlijk bijna altijd waar we zijn. Toch voelde het wel een beetje als verdwalen en genoten we nog even van Boedapest met al haar mooie gebouwen, leuke mensen en schone straten, voordat we in het vliegtuig richting Nederland stapten.
Naarmate we dichter bij Nederland kwamen vlogen we door een onweersbui en hadden we behoorlijk wat turbulentie (ik hou ervan). Even later stapten we uit in ons oude vertrouwde, broeierige, mooie kikkerlandje.
Toch had ik nog wel een weekje kunnen vertoeven in het prachtige Boedapest. Ik knipperde met mijn ogen en het was alweer voorbij. Kort, maar zeker krachtig, want deze stad heeft een plekje in onze harten weten te veroveren.